Het Carabiniers-verhaal begint op maandag 27 september 1830 wanneer de kruitdampen van
de gevechten in het Warandepark zijn opgetrokken en de Hollandse troepen van Prins Frederik
de stad hebben verlaten. Bezorgd om de verwoestingen, plunderingen, brandstichtingen e.d.
die in de voorbije weken en dagen de hoofdstad hebben geteisterd en geconfronteerd met de
onbekwaamheid c.q. de onbetrouwbaarheid en onmacht van de geregelde troepen en de lokale
politiemacht en hun chefs om hieraan te verhelpen, vaardigt het Voorlopig Bewind een
proclamatie uit om de verstoorde orde en rust te herstellen. Alle opstandelingen worden
opgeroepen en aangemaand wapens en munities in te leveren. In het park van Brussel worden
door don Juan Van Haelen, de Spaanse bevelhebber van de reguliere troepen, wapens en
munitie uitgedeeld aan de opgekomen patriotten die gegroepeerd worden in compagnies en
bataljons. Baron d’Hoogvorst, lid van het Voorlopig Bewind en verantwoordelijke voor de
veiligheid in de stad, reorganiseert ondertussen ook zijn Burgerwacht. Gedurende de rellen en
opstootjes van de maand augustus en in de aanloop naar de gevechten van 24 september had
een zekere J.B. Van den Elskens dit Borremans, een 26-jarige brouwerszoon uit de omgeving
van de oude Graanmarkt in de Brusselse binnenstad, rondom zich een groep van zowat 200
vrijwilligers-patriotten verzameld die hij de “Chasseurs de Bruxelles” heette en die
ondergebracht werden in de brandweerkazerne in deze wijk. Deze groep had o.a.
deelgenomen aan de gevechten van 22 en 23 september tegen de naderende Hollandse
troepen om zich vervolgens te onderscheiden in de bloedige strijd om de Warande en de
toegangen tot het park van Brussel. Op 27 september worden de Chasseurs de Bruxelles door
het Voorlopig Bewind erkend als “geregelde troepen” en aldus als eerste infanterie-eenheid -
opgenomen in het nieuwe veldleger. Aan deze troep worden dezelfde dag nog 200 vrijwilligers
uit de streek van Ath toegevoegd. Aan het hoofd van dit vrijkorps dat nu officieel “Chasseurs de
Bruxelles” heet; zowat 450 man telt en verdeeld over zes compagnies en een staf en dat een
reglementair tenue draagt (blauwe kiel, gekleurde lendenband, zwarte politiemuts met flap en
driekleurige cocarde), maakt Borremans snel carrière: majoor op 28 september, luitenant-
kolonel op 5 oktober. Graden en bevelsfuncties zijn in die tijd wel meer verbonden aan
“verdienstelijkheid” maar worden soms ook “gevorderd en gekocht”. Op 1 november decreteert
het Voorlopig Bewind de oprichting van het 1 Regiment Jagers te Voet met als kern de
Chasseurs de Bruxelles van Van den Elskens dit Borremans. Decreet dat bekrachtigd wordt
door het Nationaal Congres bij zijn eerste bijeenkomst op 10 november. Het zal evenwel nog
tot 25 februari 1831 duren vooraleer Borremans, ditmaal als “kolonel” zijn droom verwezenlijkt
ziet en effectief commandant wordt van dit regiment dat, verdeeld over twee bataljons,
ondertussen is aangegroeid tot 950 man. Het krijgt Brussel als hoofdstandplaats toegewezen
en is o.m. verantwoordelijk voor veiligheid en ordehandhaving.Op 9 juli 1847 wordtelite-
compagnies Carabiniers en een reservebataljon met een Schoolcompagnie en een compagnie
Depot. Tijdens de sociale onrust en opstanden die in 1848 diverse Europese landen waaronder
Frankrijk, in rep en roer zetten, worden de Jagers-Carabiniers naar de Zuidgrens gezonden ter
versterking van de troepen die de revolutionaire indringersmoeten opvangen en terugdrijven.
Deze bij herhaling terugkerende opdrachten “grensbewaking” ( 1831-1839: Nederland, 1848:
Frankrijk en 1870: Pruisen en Frankrijk) hebben waarschijnlijkinspirerend gewerkt bij de
tekstschrijver van de Mars der Carabiniers uit 1872 en verklaren de dringende oproep in de
aanhef van deze mars: “Welaan Carabinier: Te wapen! Te Wapen! Men wil bij ons de vrijheid
wegkapen. Te Wapen! Moedig staat op, loopt vlug de grens bewaken”. Omwille van algemene
besparingsredenen worden in augustus 1848 de effectieven van het Regiment teruggeschroefd
tot 1200 man in afwachting van een grondige reorganisatie in 1850. Er is deze dagen echt wel
niks nieuws onder de zon!- Bij deze reorganisatie worden de voltigeurs van het Regiment
Grenadiers toegevoegd aan de Carabiniers die voortaan vier actieve en één reserve bataljon
tellen. Ook het uniform wordt gewijzigd: de kapotjas wordt vervangen door een donkergroene
colberttuniek met dubbele rij knopen en een met lichtgele bies afgezette kraag, de broek is van
heldergrauw laken.
onderstaande foto’s het Thouveninkarabijn model 1848 en bij horende bajonet
komt de Delvigne-Poncharra, die geen voldoening gaf, vervangen en het Regiment heet nu
kortweg: Regiment Carabiniers. De periode tussen 1870 en 1914, bekend als “la Belle Epoque”werd
voor het Regiment Carabiniers gekenmerkt door een aantal reorganisaties, aanpassingen en andere
gebeurtenissen die een bijzondere plaats innemen in zijn historiek: overhandiging van een
Regimentsvaandel, verblijf van ZKH Prins Boudewijn in het Regiment, betrekken van het nieuwe
kwartier op het Daillyplein, oprichting van een eenheid wielrijders in de schoot van het Regiment,
beproeven en uittesten van nieuwe materialen. Vermits de Carabiniers en de Jagers te Voet als
“gespecialiseerde troepen”meestal in onafhankelijk bataljonsverband of in steun van een grote
eenheid waren opgetreden, werd de noodzaak van een Regiments-vaandel niet aangevoeld. Na de
campagne van 1870 wenst koning Leopold II aan deze tekortkoming te ver-helpen. Op 20 augustus
1872 worden de korpscommandanten en een escorte van de Regimenten Carabiniers, 2-de en 3-de
Jagers te Voet uitgenodigd op het Koninklijk Paleis te Laken om er, in aanwezigheid van talrijke
militaire autoriteiten, hun regimentsvaandel uit de handen van de koning te ontvangen. Begeleid
door een eredetachement wordt het vaandel naar het Klein Kasteeltje gebracht waar het voor de
eerste maal plechtig aan het verzamelde Regiment wordt voorgesteld Prins Boudewijn, Hertog van
Saksen, Prins van Saksen-Coburg en oudste zoon van Prins Filips, de Graaf van Vlaanderen en de
broer van koning Leopold II, werd bij ontstentenis van een troonopvolger in rechtstreekse lijn en
door de afstand van de opvolgingsrechten door zijn vader, zeer jong de effectieve troonopvolger.
Geboren in 1869 voegt hij zich bij het einde van zijn stages aan de Koninklijke Militaire School (35
Promotie IC) in 1886 als onderluitenant bij het Regiment Grenadiers waar hij de officiers eed aflegt
in aanwezigheid van de koning en zijn familie. Het begin van de gelegenheidstoespraak door de
koning zal later in de tradities van de Grenadiers opgenomen worden: ”Het is niet zonder een diepe
ontroering dat…” .Na zijn promotie als luitenant gaat hij op 10 januari 1889 over naar het Regiment
Carabiniers waar hij die dag erkend wordt voor de troep en achtereenvolgens als kapitein en als
kapitein-commandant de 1-ste compagnie beveelt tot zijn onverwacht overlijden op 23 januari 1891.
In de korte periode waarin de Prins bij het Regiment verbleef slaagde hij erin door zijn szijn
zachtmoedig karakter, zijn belangstelling en zijn inzet, zijn eenvoud en zijn afkeer voor officiële
drukdoenerij, zowel bij de troep als bij het officieren- en onderofficierenkader van het Regiment een
uitzonderlijke sympathie en bewondering te wekken.Op de vooravond van de Eerste Wereldoorlog
wordt door de regering en het parlement de tot dan toe belangrijkste reorganisatie van de
strijdkrachten doorgevoerd. Het contingent wordt verhoogd tot 32.000 man en de diensttijd van de
infanterie wordt op 15 maand gebracht. De organisatie van legerdivisies en brigades worden grondig
gewijzigd.. Alle regimenten bestaan voortaan uit een staf, drie bataljons à vier compagnies, drie
bataljonsstaven voor ontdubbeling, drie vestingbataljons à drie compagnies en een
schoolcompagnie. Onnodig te zeggen dat deze ingrijpende hervorming de betrokken
commandanten en staven voor heel wat problemen stel-den De beschikbare tijd vóór het uitbreken
van de oorlog zal onvoldoende blijken om alle personeels- en materieelproblemen op te lossen. In
volle zomermaneuvers wordt het Regiment op 29 augustus 1913 ontdubbeld in het 1 Regiment
Carabiniers en het 2 Regiment Carabiniers (gevormd uit III-de en IV-de bataljon). Beide Regimenten
blijven gekazerneerd in de kazerne Prins Boudewijn in Brussel.
Met deze reorganisatie verloor het Regiment Carabiniers zijn typische eigenheid werd van dan af
op dezelfde leest geschoeid als de andere infanterieregimenten. Bij de mobilisatie en het
uitbreken van de vijandelijkheden in 1914 zal het opnieuw ontdubbeld worden en ontstaan het 3
en 4 Regiment Carabiniers.Terug “thuis” neemt het Regiment in 1930 deel aan de luisterrijke
viering van het 100-jarig bestaan van de Natie. In het kader van deze feestelijkheden wordt het
op 21 juni vereremerkt met de nestel met de kleuren van de Leopoldsorde. Op de nationale
feestdag van het jubileumjaar verleent Koning Albert het Regiment officieel de toelating de naam
van zijn overleden broer toe te voegen aan zijn benaming; voorrecht dat nadien nog slechts
éénmaal zal verleend worden ( 12 Linieregiment Prins Leopold). Sindsdien luidt de officiële
benaming:
Bij gelegenheid van de “Dag van de Landmacht” wordt op 27 juni 1992, in aanwezigheid van
ZKH Prins Filip, tijdens een wapenschouwing op het Chazalplein in Leopoldsburg, de fusie
geconcretiseerd door de overhandiging van het Grenadiersvaandel aan de korpscommandant
Carabiniers: Majoor SBH M. De Muyer, die aldus de eerste korpscommandant wordt van het
nieuwe Regiment
met dank aan de Hr. Albert Hendrickx voor het opzoekings werk
CARABINIERS-GRENADIERS
VAN 1992 TOT 20......
VANAF 1830 tot 20....
Carabiniers